jongensschool ‘Sint-Gummarus’

De Berlaarsesteenweg met links de jongsschool

Op 10 april 1906 kon hij dankzij een schenking van rentenierster Mej. Joanna Loots (1825 – 1908) vier kleine huisjes inrichten als parochiale jongensschool met conciërgewoning.

Deze school, die ook gekend was als ‘aangenomen school Lier Meyl’, kreeg de naam Sint-Gummarusschool. Dit kan je nog steeds aflezen op de centrale arduinen gevelsteen waarboven een witgeschilderd beeld van de heilige St.-Gummarus prijkt.

Op 23 april 1906 werden de lessen gestart met twee leerkrachten: Edmond Flamand (1885 – 1914) en Gommaar Verhoeven (1881 – 1970). Deze laatste was van 1 oktober 1901 tot bij de start van de jongensschool hulponderwijzer in de ‘aangenomen jongensschool van Lier centrum’. Reeds op 17 april 1906 was hij benoemd tot hoofdonderwijzer van de Sint-Gummarusschool en zou dat blijven tot aan zijn pensioen op 1 september 1946.
In de Centrumschool in de Kerkstraat werden in 1906 twee klassen afgeschaft en Frans Janssen, die tot dan daar les gaf, kwam dat eerste schooljaar op 4 mei het duo versterken zodat er op 9 juni 1906 drie klassen waren met in totaal 207 leerlingen. Bij akte van diezelfde negende juni werd deze vrije school aangenomen door de stad voor een periode van tien jaar.
Al in het tweede schooljaar werd de instelling uitgebreid met een vierde klas, geleid door Gommaar Van Oudendijck.
Men startte in 1908 ook met een adultenschool van één klas. Ze zou op haar hoogtepunt twee klassen tellen om dan in 1928 opgedoekt te worden. Tijdens de oorlogsjaren van de eerste wereldoorlog werden de Kesselsesteenweg en Berlaarsesteenweg getroffen door Duitse beschietingen. Onder initiatief van onderpastoor De Vocht werd in ’22 aangevangen met de herstellingen aan de school zodat de ‘Vrije ‘Volksboekerij’, die vlak voor de oorlog begonnen was in één van de klaslokalen, kon hervatten. Deze boekerij zou haar deuren pas sluiten in het begin van de jaren tachtig.

De oorlogsjaren hadden ook een weerslag op het leerkrachtenkorps. Op 27 januari 1914 stierf meester Flamand en werd opgevolgd door meester Coenen. Maar liefst twee diploma’s van onderwijzers, afgeleverd door de middenjury van Laken (op 3/10/1917 en 17/11/1917) werden in 1920 ongeldig verklaard. Met het gevolg dat zij het onderwijs verlieten en er twee jonge onderwijzers hun opwachting maakten: meester Crocaerts en meester Fierens. Tijdens de oorlogsjaren was winterhulp in de vorm van soep- en broodbedeling een welgekomen extra.

Stilaan was er een noodzaak aan extra lokalen voor de groeiende schoolbevolking. De klasgebouwen waren immers door een planken schutsel verdeeld om twee klasgroepen in één lokaal te kunnen proppen. Zo organiseerde men in augustus 1922 in de meisjesschool en de tuin van de pastorie een Vlaamse kermis en kon men met de opbrengsten een jaar later vier klaslokalen bijbouwen.

Op 1 september 1923 trad de latere directeur Pieter Frans Van den Eeden in dienst bij de oprichting van een zevende klas. En vier jaar nadien werd de school uitgebreid met een achtste en negende klas o.l.v. Mr. Leenaerts en Mr. Coenen.
Met “Het leerplan en leidraad voor de eerste drie graden van de lagere scholen” werd in 1936 een vernieuwing gestart die de didactiek van die tijd moest moderniseren en die ook de nodige ingrijpende gevolgen had voor de organisatie van het onderwijs in de jongensschool.
De onderwijzersploeg werd in 1937 versterkt met Mr. Claessen die De samenstelling van de inhuldigingsstoet van pastoor Van der Donck de tweede klas voor zijn rekening nam. Het schooljaar daarop werd hij al afgelost door Marcel Boschmans die niet alleen als onderwijzer gekend zou worden maar ook als bibliothecaris en lid van het zangkoor op de parochie H. Familie.

Tijdens het schooljaar 1939 – 1940 verschenen de eerste vrouwelijke interimarissen ter vervanging van de gemobiliseerde meesters Selderslaghs en Boschmans. De dames De Ceuster, Mariën, Frederickx en Verhoeven passeerden zo de revue. De oorlogsjaren troffen ook de jongensschool en met voedselbedeling van ‘Winterhulp’ en de kacheltjes in de klassen werd geprobeerd de strenge winters door te komen.

Kort na de bevrijding van onze streken werd een onderwijzer van de Sint-Gummarusschool eerst aangehouden, vervolgens geschorst zonder wedde en uiteindelijk op 31 juni 1945 “afgesteld wegens onvaderlandsche houding tijdens de oorlog”.
De Berlaarstraat werd in de laatste oorlogsjaren de prooi van de vernietigende kracht van Hitlers ultieme oorlogsgeweld: de V1. Tot driemaal toe werd deze buurt zwaar getroffen: op 29/11/1944, op 9/02/1945 (11 doden en 14 gewonden!) en op 18/02/1945.

In september 1945 verwelkomde de school twee nieuwe krachten: meester Cotemans en meester Goossens. Die laatste zou later directeur worden.

De school bestond toen nog uit 9 klassen en gelukkig kwamen de gebouwen zonder vernoemenswaardige kleurscheuren uit deze oorlogsperiode. Weldra was er weer plaats voor leute en plezier in de vorm van schoolfeesten en de ‘wafelenbak van de Leuvense poort’.

In de jaren vijftig slonk het aantal klassen tot 7 doordat in het schooljaar ’55 – ’56 de vierde graad officieel werd afgeschaft. Toch was dit maar een tijdelijk dipje want spoedig telde de school terug 8 klassen en konden Mr. Dierckx, Mr. Busschots en Mr. Lembrechts op de Berlaarsesteenweg het leerkrachtenkorps vervoegen. Spoedig gevolgd door Mr. Verelst in 1961.

Om een ‘directie zonder klas’ te kunnen creëren, was er in 1962 – 1963 een overdracht van vier klassen van de kleuterafdeling van de meisjessschool H. Familie naar de jongensschool Sint-Gummarus.
Twee klassen van de kleuterschool in de Kriekenstraat werden op papier zo overgeheveld terwijl de andere twee klassen de verhuis maakten van de Kesselsesteenweg naar de Berlaarsesteenweg; klasmeubilair incluis.
Het schoolhoofd van de meisjesschool, Moeder Michaëlle, was zeer verontwaardigd en na tevergeefs protest bij de inspectie en het bisdom, moest zij met lede ogen niet alleen twee kleuterjuffen zien vertrekken met hun leerlingen maar stelde zij ook vast “hoe het beste materiaal werd uitgekozen en meegenomen”. Uit de toon van deze laatste opmerking van het schoolhoofd kan wel men afleiden dat er vanaf dan een verzuurde relatie was tussen de twee directies. De leerkrachten daarentegen maakten er het beste van.

Bij de directiewissel in de jongensschool in 1966 werden deze kleuterklassen terug bij de meisjesschool gevoegd en had de jongensschool vanaf dat ogenblik geen kleuters meer.

Op 14 juli 1970 werd de school ‘geaffilieerd’ met het Sint-Gummaruscollege” (= opgenomen worden in een overkoepelende organisatie als medelid ).
De jongensschool vormde zo één van de voorbereidende afdelingen van het Sint-Gummaruscollege. In praktijk hield dit voor de leerkrachten en leerlingen weinig veranderingen in.

Wegens het verminderd aantal kloosterlingen, trokken de zusters van Vorselaar zich in 1973 terug uit de meisjesschool H. Familie en werden de beide parochiescholen administratief één basisschool met als directeur van deze ééngemaakte school: Jos Goossens .

In 1975 stapte Mr. Wouters de school binnen en twee jaar daarvoor de eerste juf: Diane Cools. Zij moest als enige vrouw en leerkracht van het eerste leerjaar, haar mannetje staan in de jongensschool.

Drie jaar later werden de jongens- en meisjesschool gemengd en kregen ze een nieuwe directie: mevrouw Van den Bulck – Lodewijckx.

In 1980 kwam dan de uiteindelijke samensmelting met de meisjesschool onder de naam ‘Gesubsidieerde vrije gemengde basisschool H.Familie’. De gebouwen aan de Berlaarsesteenweg werden bij deze fusionering verlaten en zo vonden na een grote verhuis van schoolmeubilair en -materieel, alle gemengde klassen onderkomen in de lokalen aan de Kesselsesteenweg.

Vanaf dan werden de gebouwen van de vroegere jongensschool achtereenvolgens verhuurd aan het Sint-Ursulalyceum en BUSO.
Tevens heeft er een afdeling van de KLJ onderdak gevonden.

0